Irrigatieonderzoek krijgt vorm
- 4 maart 2020
Eén van de nieuwe thema’s binnen Uireka 2.0 is irrigatie. 11 februari jl. is de werkgroep rond dit thema voor de eerste keer bijeen geweest op de Rusthoeve onder leiding van werkgroepvoorzitter Henk de Vlieger. Tijdens deze bijeenkomst zijn de eerste lijnen voor een proef uitgezet. De Vlieger: “Het is ons als werkgroep gelukt een plan voor aankomend teeltseizoen vast te stellen. We hebben bepaald welke irrigatiesystemen we gaan gebruiken en hoeveel mm water we daarmee willen geven. De momenten van irrigeren gaan we bepalen op basis van weersvoorspelling, ‘boerengevoel’ en mogelijk met vochtsensoren.”
Werkgroep met veel expertise
De Vlieger prijst zich als voorzitter gelukkig met de samenstelling en diversiteit van de werkgroep. De leden hebben veelal een andere achtergrond binnen de uiensector; van zaadhuis tot uienhandel en van teeltspecialist tot bemestingsspecialist. “Al tijdens onze eerste bijeenkomst werd duidelijk dat iedereen een eigen visie heeft over het geven van vocht aan uien. De discussie die ontstond heeft er in mijn ogen toe geleid dat we een goed doordachte, maar redelijk complexe proef gaan wegleggen binnen een scherp budget.” Het is nu voor de werkgroep verder een kwestie van de praktische voorbereiding en daadwerkelijke aanleg straks van de proef. “Voor mij is er straks al een mijlpaal bereikt als we de proefvelden goed kunnen aanleggen en de eerste keer water gaan geven met alle apparatuur”, aldus De Vlieger.
Invloed op tripsbestrijding
Dat irrigatieonderzoek in uien noodzakelijk is staat voor de werkgroep buiten kijf. Verzilting en klimaatsverandering (droogte) zijn van grote invloed op de uienteelt. De ui heeft een beperkt wortelstelsel en reageert heftig in opbrengst bij vochtgebrek. Daarnaast wijst de praktijk uit dat in droge jaren de tripsbestrijding onvoldoende werkt. De Vlieger: “Vocht speelt een cruciale rol voor een weerbare en rendabele uienteelt.” Vertaald naar het onderzoek betekent dit dat bij een droog jaar grote verschillen (kwantitatief en kwalitatief) zijn te verwachten. Deze zullen naar verwachting kleiner zijn als er voldoende vocht van nature is.